Boven de grote rivieren veel onbenut arbeidspotentieel

Boven de grote rivieren veel onbenut arbeidspotentieel

Het onbenut arbeidspotentieel in de bevolking van 15 tot 75 jaar is het kleinst in de drie zuidelijke provincies: Noord-Brabant, Zeeland en Limburg. Koplopers zijn Groningen en Noord-Holland. Ook in Amsterdam en de provinciehoofdsteden is het onbenut arbeidspotentieel doorgaans groter dan in het omliggende gebied. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit werklozen, semiwerklozen en onderbenutte deeltijdwerkers. Het gaat daarbij om de bevolking tussen 15 en 75 jaar. Volgens de richtlijnen van de International Labour Organization (ILO) is iemand werkloos als hij of zij geen betaald werk heeft, recent naar werk heeft gezocht én direct aan de slag kan. Semiwerklozen staan iets verder af van de arbeidsmarkt. Zij hebben óf recent werk gezocht óf zijn direct beschikbaar. Onderbenutte deeltijdwerkers werken in deeltijd in hun grootste werkkring, willen meer uren werken en zijn daarvoor ook beschikbaar.

Het onbenut arbeidspotentieel in 2021 was met 11,6 procent van de 15- tot 75-jarigen naar verhouding het grootst in de provincie Groningen, gevolgd door Noord-Holland met 11,1 procent. Ook in Zuid-Holland, Flevoland en Fryslân was het onbenut arbeidspotentieel groter dan gemiddeld. Zeeland en Noord-Brabant hadden met 8,5 procent het kleinste onbenut arbeidspotentieel.

Op gemeenteniveau was het percentage onbenut arbeidspotentieel het hoogst in Groningen (14,0), gevolgd door Delft (13,9), Wageningen (13,7) en Amsterdam (13,5). Gemeenten met het kleinste onbenut arbeidspotentieel zijn Reusel-De Mierden (6,9) en Hilvarenbeek (6,7).

Meer potentieel bij vrouwen
In 2021 maakte 11,3 procent van de vrouwen van 15 tot 75 jaar deel uit van het onbenut arbeidspotentieel. In negen provincies lag dat aandeel boven de 10,0 procent. Van alle mannen in Nederland in dezelfde leeftijdsgroep behoort een aanzienlijk kleiner deel tot het onbenut arbeidspotentieel, namelijk 8,8 procent. In alle provincies, uitgezonderd Groningen, was het onbenut arbeidspotentieel onder mannen kleiner dan 10,0 procent. Provincies met een groot onbenut arbeidspotentieel bij vrouwen hebben over het algemeen ook een groot onbenut arbeidspotentieel bij mannen. Het grotere onbenut arbeidspotentieel bij vrouwen, die relatief vaak in deeltijd werken, is vooral toe te schrijven aan het grotere aandeel onderbenutte deeltijdwerkers. Bij mannen was dit landelijk 3,1 procent, bij vrouwen 5,4 procent.

Bron: Goedemorgen

Deel artikel